‘Kijk’, vanaf de rand van zijn erf wijst Jan richting het westen, ‘daar is Leegkerk. En daar de Jonge Held van Slaperstil. Zie je de wieken? Twee eeuwen geleden moesten de bewoners daar waarschijnlijk ook enorm aan wennen’, grijnst hij, ‘zo’n groot apparaat midden in het land. Maar dankzij die molen liep het land niet telkens onder water. Toen wogen de nadelen dus ook al op tegen de voordelen.’

De wortels van Dorkwerder Jan Schuitema (75) schapenboer, machinebouwer en deeltijd bijen-imker liggen al generaties in en om Dorkwerd. Zijn boerderij staat met de rug naar het Reitdiep en kijkt uit over de wierde waar het gehucht met iconisch kerkje naar vernoemd is. Het voelt er als ‘the middle of nowhere’ maar het ligt op slechts een paar fietsminuten van Paddepoel. ‘Mijn overgrootvader was  in de 19e eeuw al brugwachter bij Wierumerschouw, een paar kilometer verderop,’ vertelt Jan trots. Hij voelt zich verbonden met dit gebied, letterlijk onder de rook van de stad. Al heeft hij wel gemengde gevoelens over het oprukken richting zijn kleine dorpje.

Skyline

Eerst waren het de hoge flats van Vinkhuizen in de jaren zeventig. Gevolgd door het groeiende Zernike Science Park en tenslotte de nieuwe straten van de wijk Reitdiep. ‘De gemeente zegt dat het hierbij blijft’, zegt Jan terwijl hij naar skyline van de stad Groningen tuurt. ‘Dat hoop ik dan maar, het moet hier in Dorkwerd wel een beetje rustig blijven’, aldus de kwieke zeventiger. ‘Maar ik heb geen hekel aan de stad hoor, mijn familie heeft er altijd handel gedreven. Ik werkte er jarenlang en heb zelfs in de jaren zeventig in een rijtjeshuis in Vinkhuizen gewoond, toen het financieel even wat minder ging’.

Recycling

Ook al is Jan al een tijdje de pensioenleeftijd gepasseerd, hij is nog dagelijks in de weer in en om de boerderij waar hij geboren en getogen is. ‘Er is hier altijd wat te doen’, zegt hij terwijl hij hooi in de ruiven schept voor de schapen achter zijn boerderij. Die rennen zo snel hun poten hen kunnen dragen naar hun voedselvoorziening, de lammetjes huppelen er achteraan. ‘Maar het gaat niet meer zo snel als vroeger hoor’, lacht hij. Jan Schuitema is een pientere en vooral nuchtere Groninger. Een man van de praktijk. Heeft hij iets nodig, dan maakt hij dat zelf. Recycling van materialen zit dan ook in zijn genen, zijn vader verdiende vlak na de oorlog onder meer zijn geld met het ombouwen van rijdend materieel. Zo zaagde hij de achtergelaten Amerikaanse legervoertuigen doormidden en zette er een laadbak op. Deze vehikels waren vooral populair bij Groninger kooplui. Verschillende Groninger groenteboeren reden hiermee in de jaren vijftig de markten in Noord-Nederland af.

‘Wieken hebben ons land vaker gered’

Natuur

Op de ruime deel van de boerderij aan de Dorkwerder Hoogeweg staan dan ook indrukwekkende verzamelingen oude machines, stapels oud hout, een arsenaal aan oud ijzer en historische landbouwwerktuigen. ‘Ik moet geloof ik 200 jaar worden om alles nog te gebruiken’, lacht hij, ‘maar het is wel handig zo’n voorraad. Ik grijp zelden mis’. De liefde voor oude machines is ook aan de volgende generatie doorgegeven. Het snerpende geluid van een schuurmachine op blik komt uit een van de vertrekken achter het huis. ‘Mijn schoonzoon’, verklaart Jan. ‘Die is een Saab aan het restaureren, een oldtimer’.  Net als hij houdt Jan van mechanische onderdelen, machines en techniek. Maar boven dat is Jan zijn allergrootste passie de natuur. Hij beschermt het en maakt er zoveel mogelijk gebruik van, met respect. ‘Duurzaam heet dat, maar ik vind het normaal. Als er een boom geveld moet worden versnipper ik die om mijn grond te verrijken’, legt hij uit. ‘Ik heb meerdere composthopen op het erf, niets wordt zomaar weggegooid en kunstmest is hier uit den boze. Mijn schapen eten winterhooi van eigen land en dat doen mijn vrouw en ik trouwens ook. Groente bedoel ik dan hè’, lacht hij. ‘We verbouwen zoveel mogelijk groente voor eigen gebruik in onze moestuin en ik zorg voor voldoende verschillende bloemen en planten voor mijn bijenvolkje’.

De elementen

Die praktische aanpak gaat verder dan radijsjes en houtsnippers. Jan was bijvoorbeeld een van de eersten in de omgeving met zonnepanelen op zijn dak. Hij had ook graag een windmolen achter zijn huis gehad. ‘Helaas, de wind staat hier niet goed. De bomen en de boerderij houden het tegen. Maar ik ben wel blij dat er nu molens bij de sluis komen, kan ik alsnog van de wind profiteren’, grijnst hij.  Zijn vader had in de oorlogsjaren trouwens al begrepen dat een eigen stroomvoorziening hun redding zou kunnen zijn. Hij bouwde zijn eigen molen, pal op het dak van de boerderij, en kwam zo met zijn gezin de oorlog door. Misschien is het door deze vindingrijkheid dat Jan een voorstander is van nieuwe technieken op het gebied van energie opwekken. ‘We moeten iets, gas oppompen is geen optie meer’, zegt hij met een serieus gezicht, ‘daar gaan we kapot aan. Molens zijn een prima en milieuvriendelijke oplossing. We moeten er misschien even aan wennen, maar dat moesten onze voorouders destijds ook bij de ouderwetse Hollandse molens. En die wieken hebben toen ook ons land gered’.